Monniken en Ridders (500 nC tot 1000 nC)
De derde tijdvak van de geschiedenis is de tijd van de Monniken en Ridders. Hieronder vind je de lessen op de 7 techniekgebieden. SLO doel 52 en 53 kun je hier aan koppelen.
In deze periode veranderde er veel. Het Romeinse geld was niksmeer waard en de ruilhandel kwam op gang. Daarnaast vertrokken de mensen vanuit de steden naar het platteland. Hier huurden ze een stukje grond van de landheer. Een deel van de oogst werd vervolgens aan de landheer gegeven. In de kastelen en in de voorburcht kwamen diverse beroepen voor. Zo had je bijvoorbeeld ridders, bedienden en de hofnar. Daarnaast leefden de monniken in het klooster en wijdden ze hun leven aan God.
In deze periode werden er veel kastelen gebouwd en kloosters. In de kloosters woonden monniken en zij wijdden hun hele leven aande kerk. Gedurende de dag waren ze veel aan het schrijven en aanhet bidden. Ze mochten ook niet trouwen.Ridders woonden bij de kastelen in de voorburcht om de bewonerste beschermen. Deze kastelen werden gebouwd op een plek die nietgoed te bereiken was, met hoge torens om goed rond te kunnenkijken. Meestal werd er ook een grote muur om het kasteel gebouwdmet een ophaalbrug. Vaak zie je er ook een gracht omheen, wantzwemmen konden ze nog niet.